Week 4, 2018

22 t/m 26 januari

Deze week kon ik pas op woensdag weer op de fiets stappen, eerder was de reparatie van een kapotte achterbuitenband en lekke binnenband niet klaar. Hoewel ik het probeer te vermijden, ontkom je er niet aan dat je bij elk steentje waar je overheen rijdt denkt: oh. als dat maar goed gaat. Dat gaat het tot nu toe.

In de route die ik nu rijdt, via Slachthuisbuurt, Spaarne, Haarlem-Noord, Santpoort, komen in de eerste helft van de route (gerekend vanaf mijn huisadres) 10 stoplichten voor. Sommige zijn slim, dus als er geen ander verkeer is kan ik als fietser vrijwel meteen doorrijden, anderen zijn nog van het domme type, ze werken gewoon hun rondje af zonder rekening te houden met het verkeersaanbod. Om een indruk te krijgen hoeveel wachttijd ik kwijt ben, houd ik al een aantal dagen bij elke stop de tijd bij. De eerste keer dat ik dat deze week deed was de wachttijd in totaal 4 m 30 s. Dat viel me nog mee, en dat had ik al eerder gescoord. De volgende dag, eveneens ’s avonds, was dit iets meer dan 8 minuten en op vrijdag kwam ik uit op ruim 6 minuten. Daar werd ik niet vrolijk van, ter vergelijk: in die 8 minuten (met wind mee) fiets ik van de Prinsenbrug naar de Schoterbrug, een afstand van bijna 3 km. Ik kan als fietser die verloren tijd niet zo makkelijk inlopen. De strategie wordt dus: doorrijden waar het kan, stoppen waar het moet.

Probleem is wel: veel mensen denken nu: daar heb je weer zo’n asociale fietser. Dat is niet terecht, want de meeste fietserstoplichten hebben geen wachttijdindicatie (zie je gelukkig wel steeds vaker) of zijn onderdeel van een installatie die ‘gewoon’ zijn rondje afwerkt. De meldknoppen voor fietsers/voetgangers lijken hier geen enkele functie te hebben. Er ontstaat dan al snel een gevoel van ‘autoverkeer gaat altijd voor’ en heel vaak is dat zo. De maatschappelijke waardering voor woon-werkfietsers mag best wat groter.

De uiteindelijke opbrengst van deze week: 6 ritten, zonder regen.

Plaats een reactie